Maria Tutelberg kwam uit de Baltische regio en werd door hofdame Anna Vyrubova omschreven als een ‘nogal langzaam en rustig meisje’. Maria werkte als dienstmeisje bij keizerin Alexandra Fjordorvna. Ze woonde in een kamer op de bovenste verdieping van het Alexanderpaleis, tegenover de kamers van de groothertoginnen Olga, Tatiana, Maria en Anastasia en de tsarevitsj Alexei. Een ander dienstmeisje, Madeleine Zanotti, haatte Maria, maar de twee werkten samen om te verzoeken geen petten en schorten te dragen terwijl ze in dienst waren van de keizerin. Keizerin Alexandra stond hen als dienstmeisjes toe eenvoudige zwarte japonnen en strikken in hun haar te dragen. Maria en Madeleine werden bijgestaan door drie Russische dienstmeisjes.
Maria Tutelberg was sceptisch over het vermogen van Grigori Rasputin om tsarevitsj Alexei Nikolajevitsj van zijn hemofilie te genezen, en uitte haar twijfels tegenover de keizerin. Keizerin Alexandra reageerde op Maria Tutelberg en zei:
“Onze Heiland koos zijn discipelen onder eenvoudige vissers en timmerlieden, niet onder geleerde theolgen. In het Evangelie wordt gezegd dat geloof bergen kan verzetten… Ik geloof dat mijn zoon zal opstaan. … Ik weet dat mensen denken dat ik gek ben vanwege mijn geloof, maar dat dachten ze ook van de Martelaren.'”